Quantcast
Channel: Cineme » The Invader
Viewing all articles
Browse latest Browse all 7

Onze man in Cannes! (update 5)

$
0
0



Bron: Cineme.be

Erik LamensDit jaar is Cineme vertegenwoordigd op hét filmfestival van Cannes. Bovendien is onze man in Cannes niet zomaar de eerste de beste!

SM-Rechter” stond zo goed als bij alle Vlaamse bioscopen op nummer 1 van de box-office, in z’n openingsweekend zakten al meer dan 20 000 bezoekers naar de bioscopen en bovendien pronkt de prent in menig Belgische DVD-collectie!

We hebben via Cineme al met tal van sympathieke cineasten kunnen praten, maar onze ontmoeting met Erik Lamens was er eentje om in te kaderen.

Toen we hem vroegen om Cineme te ‘vertegenwoordigen’ op het prestigieuze filmfestival, kregen we tot onze vreugde meteen een ‘ja’! Erik Lamens zal voor ons unieke sfeerverslagen schrijven over de filmgekte in de Franse filmhoofdstad. Maar we laten beter Erik Lamens zelf aan het woord, onze man in Cannes!

17 uur, ik kom aan in de luchthaven van Zaventem.

Omdat ik maar een arme Vlaamse filmregisseur ben, kan ik de peperdure hotels in Cannes niet betalen. Ik zal dus bij mijn nicht verblijven, die een prachtige vakantievilla heeft in de heuvels rond Nice. Van daar is het 30 minuten rijden tot in Cannes. De huur van een kleine Fiat 500 en de vlucht komt me samen goedkoper uit dan een miniscule hotelkamer in Cannes. Meestal parkeer ik op het einde van de Croisette en wandel de 1,5 km tot aan het Palais des Festivals. Onder het festivalpaleis is er een reuzeparking maar daar betaal je je dus blauw en ik ben maar een arme filmregisseur enzovoort.

Naar mijn normen ben ik ontzaglijk vroeg op de luchthaven, zo’n twee uur op voorhand. Maar mijn reisgezellinnen – mijn nicht, haar tweelingzus en hun drie vriendinnen – zijn al ter plaatse. De vrouwen gaan altijd apart; de week daarna worden ze afgelost door hun mannen. Ik ‘mag’ als enige man het vrouwelijke gezelschap vervoegen. Af en toe betaal ik mijn aanwezigheid terug door mijn gastvrouwen mee te nemen naar een feestje in Cannes.

In de voorbereidende mail had mijn nicht gezegd dat we allemaal 2 flessen champagne moesten kopen op de luchthaven. Ik dacht dat het een grap was, maar neen – de posse gaat de eerste de beste drankwinkel binnen en loopt direct naar de champagnerekken. “De Pomery is in aanbieding!” roept er één en hop, iedereen pakt een kistje met twee flessen uit het rek. Twee vrouwen kopen er zelfs twee, dus lopen we buiten met 16 flessen champagne voor 6 mensen voor één week – dat begint goed.

Sex and the City goes to Cannes.
En de dames zijn in vorm. Voor de vlucht vertrok hebben we al een peperdure fles Deutz champagne gedronken. Op het vliegtuig maken ze dan nog eens 3 halve flessen champagne soldaat en tegen dat we in Nice landen, anderhalf uur later, hebben ze kennis gemaakt met het halve vliegtuig. Met 5 vrouwen op stap, dat is dus echt een soort van ‘Sex and the city’ – een ware mannenmagneet. 3 triatleten doen mee, drie mannen een paar rijen achter zijn ook in de conversatie betrokken. Dolle boel dus, we zijn al meteen in Cannes-sfeer.

We pikken onze auto’s op en rijden naar de villa. Voor en tijdens de late maaltijd worden er nog eens drie flessen gekraakt.

Cannes, here we come.


Cannes-2012-palais-008

Het festival begint morgen pas. Dit jaar zal ik misschien iets minder naar het festival zelf trekken. Eén week voor mijn vertrek kreeg ik het goede nieuws dat een producent bereid is mijn tweede langspeelfilm te produceren. Supernieuws natuurlijk, maar het betekent wel dat ik mijn scenario, dat op apegapen lag, op 4 weken tijd moet klaarstomen voor de deadline van de filmcommissie begin juni.

We moeten onze scenario’s immers altijd voorleggen aan een commissie. Veel mensen schrikken daarvan als ik het hen vertel. In Vlaanderen alleen al moeten we ons werk 3 keer door een commissie laten lezen. De eerste keer is voor een ‘uitschrijfpremie‘, dat is een subsidie die je in staat stelt het scenario te schrijven. De tweede keer is voor de ‘ontwikkelingspremie‘, dat is een tussenstap naar de productie. En de derde keer is voor de ‘productiepremie‘, dat is de eigenlijke subsidie die je nodig hebt om het project echt op gang te trekken.

Met dat geld van het VAF (Vlaams Audiovisueel Fonds) kom je er echter niet; daarna moet je nog in Luxemburg geld gaan zoeken, Wallonië, Nederland enzovoort. Tenzij je je film low-budget maakt (dat wil zeggen onder het miljoen Euro) schat ik dat de gemiddelde film door een zevental commissies moet geraken.

Drie dus aan Vlaamse kant, dan nog een keer of drie erbuiten, en als je subsidie hebt uit minimum 3 verschillende Europese landen, kan je geld aanvragen bij Europa. Als je dat systeem begrijpt, begrijp je ook waarom het jaren kan duren voor een film gefinancierd wordt. Het is een groot verschil met grote landen als Frankrijk, waar naar verluidt iemand als François Ozon op drie maanden een film kan financieren.

De Franse (Italiaanse, Duitse, Engelse enzovoort) markt is dan ook veel groter. Zij kunnen een filminvestering terugverdienen op hun thuismarkt. Voor ons is dat onmogelijk. Zelfs “Loft“, de meest succesvolle Vlaamse film ooit, is officieel geen winstgevende film. De film heeft 3 miljoen Euro gekost, en er wordt gezegd dat je aan de box office 4 maal dat bedrag moet ophalen om uit de kosten te geraken. Loft heeft ergens afgeklokt op 9,5 miljoen Euro, dus officieel is dat niet de 12 miljoen die nodig was om de film winstgevend te maken.

Maar om terug te komen op die commissies: wat ik al jarenlang vruchteloos probeer te begrijpen, is waarom er nog zoveel slechte films gemaakt worden. De meeste Europese films moeten immers langs zoveel kwaliteitsfilters – elke commissie beoordeelt de films immers op het scenario. Zitten er dan in al die commissies niemand die een scenario kan lezen? Ik begin het te denken, als je ziet hoeveel ongeïnspireerde, niet originele films er in de zalen komen. Misschien komt dat omdat er vaak ‘randfiguren‘ in die commissies zetelen.

Onze eigen scenaristen- en regisseursgilde, die ik mee opgericht hebt, vaardigen géén vakgenoten af naar de commissies, omdat ze betrokken partij zouden zijn. Ik ben het daar al jaren mee oneens. Zoveel films maken we niet, en als iemand betrokken is bij een project, kan die tijdelijk opzijstappen als er over dat project moet gestemd worden – er zijn per commissie 6 vaste leden en een aantal vervangers. Aan de Franstalige kant doen ze het al jaren zo en het werkt prima. Het resultaat is dat onze commissies (4 in totaal) bevolkt zijn door cinefielen, filmcritici, schrijvers enzovoort. Allemaal mensen met een hart voor film, dat is zeker, maar ze hebben geen ervaring met filmproductie en scenarioschrijven, en dat vind ik een basisvereiste.

Ter vergelijking: ik ga elk jaar naar de eindejaarstentoonstelling van mijn ex-school, Sint-Lukas Brussel. Op die tentoonstelling stellen alle afdelingen hun werken tentoon (foto, schilderkunst, beeldhouwkunst, grafiek, architectuur en film). En hoe graag ik ook mooie gebouwen zie, een architectenplan kan ik niet lezen en ik zal ook nooit pretenderen dat ik het kan. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor een filmscenario. Het is een zwaar onderschatte kunstvorm; het is een combinatie van originaliteit, werkkracht en techniek. In mijn ogen kunnen dan ook enkel betrokken mensen zoals regisseurs, scenaristen, acteurs, producenten enzovoort, écht een scenario lezen. Het bizarre resultaat is dus dat al sinds jaren, niet-specialisten beslissen over zeer gespecialiseerde materie. Dat verklaart misschien voor een deel het groot aantal flauwe films die in de zalen verschijnen. De meeste slechte films zijn goed geregisseerd, goed gespeeld, goed gemonteerd enzovoort. Maar het scenario is meestal het zwakke punt. Als je afhaakt bij een film, is het altijd omwille van wat er verteld wordt en hoe het verteld wordt.

Je kan Marlon Brando in je film hebben, als je een slecht scenario hebt, zal je een slechte film maken. Met mijn tweede langspeelfilm heb ik vorig jaar april (2011) uitschrijfpremie gekregen, met een unaniem advies van de commissie. De commissie bestaat uit 6 leden en voor een positief advies heb je 4 stemmen op 6 nodig. Dat is al vrij moeilijk, want meestal heb je voor- en tegenstanders. Maar in het geval van mijn scenario was de commissie dus unaniem. Dat was zeer veelbelovend. Helaas blijkt het nu spaak te lopen: de film wordt begroot op 3 miljoen Euro. Op Europees en wereldvlak is dat een peulschil, maar in Vlaanderen zet je dat meteen op “Loft”-niveau zeg maar. En dan moet je dus al die potjes kunnen aanspreken in binnen- en buitenland en de meeste producenten schrikken daar dus voor terug. Dus, na één jaar zwaar aan dat scenario gewerkt te hebben (anderhalf jaar is een goed gemiddelde voor een scenario) heb ik het ontgoocheld in de kast gesmeten.

Nog net niet in de vuilbak, zeg maar. Tot ik vorige week een moedige producent gevonden heb die het wél aandurft. Zeer goed nieuws, maar het betekent wel dat ik dus veel zal moeten werken hier in die villa in Nice.

Cannes bezoeken zal er allicht minder inzitten dit jaar.
Maar als regisseur heb je in Cannes toch niet veel te zoeken – daarover later meer.

… tot plots: een dierlijk gehuil stijgt op van bij het festivalpaleis.

Ik schrik.
Ik stop.
Ik denk: ‘er wordt een varken gekeeld, of een vrouw vermoord, of op z’n minst verkracht, dat kan niet anders – in ieder geval: het gehuil gaat door merg en been, het is uiterst afschrikwekkend. Er moet iets verschrikkelijks gebeurd zijn. Het is duidelijk: dit is de kans waar ik jaren op heb gewacht, ik moet ingrijpen, ik moet tonen dat ik een man ben! Daarna kan ik de bevallige deerne die ademloos mijn moedige en onversaagde optreden heeft gadegeslagen, voor eeuwig tot de mijne noemen.’

Ik kijk snel naar de richting vanwaar uit het geluid komt. Driewerf helaas: ik zie een samentroeping van homo sapiens sapiens, meer bepaald: één homo universalis conosciutis, een paar homo beduidend meno sapiens aka ‘bodyguards’, en een hoop homo heel erg beduidend meno sapiens – de royaltywatcher of in onderstaande casu meer bekend als: de starwatcher. Het is de zij-ingang van het paleis (dat overigens geen paleis maar een lelijke betonblok), en blijkbaar heeft één of andere wereldster (Sharon Stone? Joss Stone? of godbetert toch niet David Beckham?) gedacht dat hij/zij zich via de zij-ingang incognito tot in de catacomben van het paleis kon begeven.

Alweer driewerf helaas, want een verdwaalde (of goed geïnformeerde, dat kan ook) starwatcher heeft een glimp opgevangen van ‘een’ star achter een torenhoge zonnebril en die starwatcher heeft een gil geslaakt, waarna die gil is overgenomen door de hordes mensen die daar staan met één en enkel doel, namelijk: een glimp opvangen van een star.

Het maakt niet uit wie, als Hij/Zij maar bekend is, het maakt ook niet uit vanwaar, maar het moet wél iemand zijn waarmee je 17 jaren nadien nog kan uitpakken op je stamcafé, genre: “…ja joske dat is ggggoed, en wijlieeee hebben nu wel allemaalll 3 flessen wwwijn in ons kas geslagen en zeven Duvels soldaat gemaakt, maar ik, ik heb wel ooit Sharon SSSStone gezien hè maat. Live hè, niet op teefee…(hik)… tee-Vee…

Volgens de antropologie (aka de Lamens-doctrine) zijn er in Cannes vijf mensentypes te onderscheiden:

1 ) de cinefiel: zij zijn de interessantste groep maar behoren duidelijk tot de minderheid. Zij komen voor de films en enkel voor de films.

2 ) de persmuskiet: zij zijn met duizenden en duizenden. Zij komen op alles af wat beweegt, en er beweegt nogal veel (en heus niet alles aan 24 beelden per seconde)

3 ) de prof: hij komt om te ontmoeten. Hij komt omdat er zoveel anderen komen en zij komen allemaal omdat alle anderen er komen.

4 ) de fan: de spin-off van de royaltywatcher – de starwatcher. Zij (soms: hij) komt omdat er zoveel bekenden komen en zij komen dan weer omdat er zoveel watchers zijn (waarvan zovelen met een camera en een directe lijn naar de boekskens, zie 2))

5 ) de would-be-star: zij komt omdat er zoveel 2’s zijn en zoveel goedgelovige 4’s. Zij (soms: hij) flaneert op de boulevards, poseert voor fotografen en laat iedereen denken dat hij (soms: zij) iemand van belang is.

Het is opmerkelijk: er zijn duizenden geaccrediteerden in Cannes, werkelijk iedereen binnen een bepaalde perimeter draagt een badge. Je moet die ook overal tonen als je toegang wil tot de Riviera of het Palais des Festivals, de twee grote gebouwen waarvan ik zolang heb gedacht dat ze één waren (tot ik de afspraak met een bevallige deerne miste omdat zij op de trappen van het Palais stond, terwijl ik stond te koekeloeren op de trappen van de Riviera, maar dit geheel terzijde). En gewoon over straat lopen met die badge om je nek – een luiheid, eigen aan alle congressisten van over heel de wereld, iedereen die het ooit meegemaakt heeft kan ervan meespreken – gewoon met die badge om de nek over straat lopen dus, wekt al blikken op. Begerige, nieuwsgierige, soms ronduit jaloerse blikken: van “Is dit iemand die ik moet kennen?” tot “Wat heeft hij/zij dat ik niet heb?” Gewoon een badge hebben betekent dus niets, het betekent gewoon dat je iemand van het vak bent en dat je toegang hebt tot de screenings. Maar voor veel mensen daarbuiten betekent het dat je alvast iets bent.

Nou ja. Als het ze kan troosten: in de badges zelf is er òòk een systeem van apartheid. Je hebt zeker 5 niveau’s. Elk niveau heeft zijn kleur en zijn niveau. Ik, als filmmaker, behoor ergens tot niveau 2 of 3 (schat ik). In ieder geval niet tot het niveau dat me toelaat om een ticket aan te vragen voor de première van de film met Matthias Schoenaerts. Als ik mijn badgenummer intik krijg ik dezelfde opbeurende boodschap als de vorige jaren: “Your company cannot acquire reservations.

Ik vraag me af wanneer ik dat wel zal mogen. Als ik 10 jaar kom? 20? Of moet ik ‘upgraden’ naar persmuskiet? Wat is een filmmaker hier in feite waard? Nou, niet veel dus. De grote zaal van het Palais wordt gevuld met 2000 gasten. En dat is letterlijk te nemen. De ‘gasten’ zijn allemaal personaliteiten en zijn allemaal (verruiming van de Lamens-doctrine):

6 ) famous in- or outside of France (de eerste groep overtreft bij verre de tweede) (U zal mij mijn Engels vergeven, maar dat is dus (tot mijn verbazing) vaak de voertaal hier.)

En er is nog altijd de zeer kleine groep:

7 ) filmmakers & hun gevolg (klein maar krachtig)

en de onvermijdelijke:

8 ) industriëlen, sponsors en al hun VIPS (veel te veel). Als filmmaker heb ik dus geen toegang tot de grote zaal waar de officiële competitie loopt. Vorig jaar waren we op de Croisette en één van mijn vijf begeleidingsdames ging even op society-bezoek bij haar baas van Electrolux. Niet eens haar huidige baas, maar haar ex-baas. In het poepchique hotel kregen we meteen een glas champagne in de hand geduwd, gevolgd door de vraag: “Que voulez-vous? Un accès à une projection?” Wij zeiden niet neen, natuurlijk.

We kregen direct toegang voor 6 personen tot een avondvoorstelling – “Drive“, met Ryan Gossling, goeie film overigens.

Hadden we geen kleding bij? Geen probleem – één telefoontje en 5 avondjurken en een smoking lagen klaar.
En als we te moe waren: “On a 3 suites ici, une est pour les bureaux, il y en a 2 de libre, si vous voulez rester ici ce soir…” Tja.

Dit jaar hebben we de Electroluxman nog niet ontmoet. Hij komt pas volgende dinsdag aan – per helicopter. Dan stelt de pragmaticus in mij de volgende vragen: Gaat hij altijd zo naar zijn werk? Waar parkeert hij de chopper? Belt hij zijn vrouw vanuit de lucht – “Schat, ik zal iets vroeger zijn”? Is dat handig zo boodschappen doen bij de Colruyt? Enzovoort.

U ziet het, Cannes herbergt alle pluimages en alle vogelsoorten, maar met film heeft het soms verbazingwekkend weinig te maken.

Vandaag neem ik een snipperdag.

De weersvoorspellingen zijn zeer slecht voor het weekend; dit is de laatste dag waarop we van de zon kunnen genieten.
Omdat mijn filmproject platlag, heb ik 2 jobs aangenomen: een vertaling van een scenario vanuit het Frans naar het Nederlands, en grappen schrijven voor ‘Tegen de Sterren Op’.
Het scenario vertalen is interessant, maar moeilijk. Het is bovendien Frans Frans (niet Belgisch) en het is literair (adaptie van een boek). Om de sfeer van de dialogen te bewaren, moet ik vaak erg ‘creatief zijn met taal’, zeg maar. Het gaat ook langzaam vooruit, ik vertaal ongeveer 3 bladzijden per uur, dus reken maar uit voor 107 bladzijden… Het gemiddelde scenario is tussen de 90 en 120 bladzijden. Als je een bepaald type bladspiegel hanteert, de zgn. ‘Masterscene’, dan komt 1 blz tekst ongeveer overeen met 1 minuut film. Bij mijn eigen werk klopt het: SM-rechter was 94 blz, de film is 88′. We hebben er dan ook 8 scènes uitgeknipt.

Ik ben al langer een fan van ‘Tegen de Sterren op‘: sommige BV’s schreeuwen er gewoon om om geparodieerd te worden. Ik lach mij vaak een breuk met de sketches. Op de première van ‘Weekend aan Zee‘ kwam ik Ivan Pecnik tegen, de acteur die onder andere Peter Goossens en Bart De Wever nadoet. Ik vroeg hem of ze soms nog schrijvers konden gebruiken. “De nieuwe brainstorms voor seizoen 3 beginnen in juni,” zei hij. Dus ik nam contact op met de producenten en nu ben ik een aantal ideeën aan het voorbereiden.

Op dezelfde première kwam ik ook Nino Lombardo tegen, de producent van Prime Time. We begroetten elkaar in het voorbijgaan en hij vroeg hoe het met mij ging: “Ca va maar mijn film zit vast. Kan jij 3 miljoen vinden?” Hij lachte: “Ik kan proberen.” En voilà, een lunchafspraak later is mijn film weer levend. Dit moet zowat de snelste networking ever zijn – één vraagje, een kort antwoord en een gelezen treatment later is de zaak beklonken.

Het is allemaal erg leuk werk, maar nu mijn filmproject weer tot leven is gekomen, is het allemaal wel erg veel. Er is ook nog een scenarioprijs (deadline 1 juni) en een summer school scriptwriting waar ik aan wil deelnemen, en waarvoor mijn treatment (= het verhaal van de film, in doorlopende tekst, ongeveer 10 à 20 blz) in het Engels moet zijn. Dus na een vrij kalme periode waarin ik zat te schreeuwen om werk, valt ineens alles op mijn dak: tussen 25 mei en 4 juni heb ik dus 5 deadlines. Artiestenleven, zeker? Soms niets en dan ineens alles tegelijk.

Ironisch is nu wel, dat ik net voor mijn vertrek naar Cannes een oproepbrief kreeg van Actiris. Ik ben te lang werkloos en ze willen mij ondervragen over mijn inspanningen om te solliciteren. Net op dit moment, als ik 60 uur in de week werk en op het punt sta te vertrekken naar de belangrijkste Cinematografische manifestatie ter wereld… Ik heb beleefd laten weten dat ik in Cannes ben. Bij mijn terugkomst zal er waarschijnlijk een aangetekende brief op mij wachten met een nieuwe afspraak. Als ik daar niet op verschijn, word ik geschorst.

Maar goed. Hier in Cannes heb ik dus werk in overvloed. Maar vandaag kan het even echt niet meer. De riem gaat eraf, we duiken in het zwembad met de dames. De champagne vloeit rijkelijk. De muziek schalt over de heuvels van Nice.
We shake, we drink, we sing – het leven is heerlijk.

‘s Avonds zakken we af naar Cannes en we gaan eten in ‘Le Petit Paris‘, een leuk restaurant in La Rue des Belges. We worden vervoegd door Natalia en Isabella, respectievelijk een Mexicaanse en een Australische. Ik heb hen ontmoet in Gent, op de première van ‘The Invader‘, de ijzersterke debuutfilm van Nicolas Provost. Ze wonen in Belgrado, hebben daar een filmfestival en zijn ook actief in de filmproductie. Ze hebben een aantal projecten op stapel staan en zijn hier om co-producties op poten te stellen. Ze hebben een eindeloze reeks afspraken en schuimen daarenboven nog de respectievelijke feestjes af (elk land heeft hier zijn paviljoen) en daar worden ook nog contacten gelegd. Networking, remember?

Ze zijn pompaf. Eerder op de avond had iemand hen ‘Cannes virgins‘ genoemd, de bijnaam voor hen die voor de eerste keer in Cannes zijn. Ze hebben inderdaad wat beginnersfouten gemaakt: ze hebben een kamer gehuurd in Mandelieu. Maar dat is Cannes niet; ze zitten op 10 km van het festivalpaleis en ze moeten 15′ stappen tot aan de bus. Erg handig is dat niet, en ze hebben de openingsavond gemist omdat ze in hun avondjurk (enkel avondkledij op de avondvoorstellingen!) niet bij de bus geraakten en de taxi’s waren allemaal bezet.

Het wordt een leuke avond. Het doet mij wat pijn dat op nauwelijks 50 meter van la rue des Belges de wereld kennismaakt met het grote talent van Matthias Schoenaerts. Maar zoals eerder gemeld, ik had geen toegang tot die première. In gedachten ben ik bij hem. Het zou zeer goed zijn voor de Belgische cinema om iemand te hebben die doorbreekt op internationaal vlak. Dat is geen enkele Nederlandstalige Belg tot hiertoe gelukt. De Zweden hebben Greta Garbo, Ingrid en Ingmar Bergman (geen familie overigens). De Duitsers Ernst Lubisch, Billy Wilder, Fassbinder. De Engelsen Hitchcock, Chaplin enzovoort.

Als om de entree van Matthias Schoenaerts te vieren, wordt er om 22u30 een groot vuurwerk afgestoken. Wij gaan naar buiten en zien de pijlen uiteenspatten in honderden kleuren. Een momentaan geluk overvalt mij.

Wat is de minimumdefinitie van een party? 3 mensen, een fles en wat muziek. Bon, dan is dit dus een party. Maar het is wel de meest vervelende kloteparty aller tijden. Is dit Cannes? Ja, dit is Cannes.

Hoe kom je op zo’n party terecht? Wel, omdat je op zo’n party wil terechtkomen natuurlijk. Je hoort al die verhalen over wilde parties dus je denkt: ik ben vrij, ik ben willing, let’s have a wild party. En dan join je het ‘Filmportal.net‘, want daar staat dus allemaal info over parties.

Er is niet eens muziek. Het gezelschap is om op te schieten en ik voel me als een ezel op een salpetermijn: misschien kan ik hier iets doen, maar het is meer dan hoogst waarschijnlijk van niet.
Dus na een gesprek of twee dwaal ik door de ruimte, ga eens in de wc kijken of ik niet moet plassen (spannend! neen! of toch een klein beetje!!), neem wat foto’s voor dit hoogstaande verslag enzovoort. Op het einde van de avond schiet de organisatrice naar mij en ze bijt me bijna toe: “I’ve been watching you all night, you haven’t been networking at all.” Wat moet ik dat arme mens zeggen?

Dat ik een party verwacht had, en niet zo’n halfzacht wissel-je-naamkaartjes-eens-uit-met -kleine-fucksnacks-waar-we-bovendien-nog-25 Euro-voor-neertellen-ook event? Kan het mij schelen dat De Niro hier zijn reet op de zetel laten zakken heeft in deze exclusieve villa, dit is kut met peren en als dit een party is dan kan mijn grootmoeder dunken.
Zucht – net als ik denk dat mijn menselijke moraal (? is er een andere?) niet lager kan zinken, ontpopt de organisatrice zich tot een echte intrigant en begint iedereen in iedereens richting te duwen met het dwingende verzoek foto’s van elkaar te maken.

Spannende mensen op een spannende party
Omdat ik nu eenmaal een visuele mens ben en mijn veel te goede opvoeding botte afwijzingen verbiedt, voldoe ik aan het verzoek en o wee o waa, ik verschijn dus hier en daar in één of andere saaie piet zijn fotoboek, waar ik een grote zwarte vlek zal zijn wiens afkeer van networkingparties zich als een kankervlek over de sociale netwerken zal verspreiden.

Enkele foto’s later weet de Oppernetworker mij voldaan te melden “dat ik mij herpakt heb op het einde”. Nou moe.
Ik krijg voorwaar heimwee naar ‘The Party‘, de onvolprezen Blake Edwards-komedie, waarin Peter Sellers op onnavolgbare wijze een party naar de kloten helpt door in het hight tech-huis op allemaal knopjes te duwen waardoor hij de vloer doet wegschuiven, iedereen in het zwembad valt en tenslotte heel het huis onder een grote laag schuim bedolven wordt. Heerlijke film, heerlijke acteur – ik wou dat ik het hier kon doen.

Om het allemaal nog erger te maken: alle anderen, inclusief mijn exquisite compagnon (enfin, ik ben haar taxichauffeur en dat zal tot het einde ter tijden zo blijven vermoed ik), de ravissante Mexicana Natalia, lijken zich opperbest te amuseren. Er wordt gedronken, getoast en genetworked dat het een lieve lust heeft. Om één of andere reden heb ik altijd gevonden dat je je het meest alleen kunt voelen tussen veel mensen. Wel, altijd is nu geworden.
Om het helemaal af te maken (de kers op de taart) besluiten we allemaal samen naar de Mikki beach-bar te gaan, ‘zoietsalseenpartymettocheenkleinbeetjeambianceoftocheenbeetjemuziekkandat’, op de Croisette.

Waar op de Croisette?” vraag ik.

Nou, dat blijkt van minder belang. “Volg ons maar,” is het antwoord van een ietwat oudere vrouw, afwisselend in het Frans of Engels, “ik sta aan het einde van de straat rechts.” Dat vind ik nogal een bizar antwoord, want ze staat voor mij, maar goed – enkele Frengelse metaforen verder rijden we de straat uit op zoek naar de auto van deze milf. Natuurlijk zien we geen auto, maar een bende Italianen in een kleine auto (hoe cliché), die ons bijna van de baan rijden als we tegelijkertijd willen omdraaien (half cliché), en er vervolgens vandoor scheuren tegen 80 per uur door het rood (cliché – zet het in een film en iedereen zegt: “Hoe on-origineel. Kan je nu echt niks originelers vinden om Italianen te omschrijven?!?”).

Ik, brave borstsch en daarom blijkbaar totaal ongeschikt voor het verleiden van Mexicaanse beauties, stop zoals het hoort voor het rode licht, waardoor we dus én de Italianen én de IOV-milf kwijtspelen. Volgt een ellenlange tocht door kleine straatjes naar de Croisette, waar we een halfuur stilstaan (10, 15 x voor hetzeflde groene licht) om de eenvoudige reden dat iedereen er langswil om middernacht. Moegetergd draai ik me om en via een grote omweg belanden we toch nog op de Croisette, een kilometer verder. We vinden een parkeerplaats op de Croisette (de enige meevaller van de avond), waarna we naar de Mikki Beach gaan. “Ce n’est pas ici, c’est là-bas sur la terrasse,” zegt de kleerkast-aap van dienst – onze uitnodiging was dus een zwarte, en enkel de witte geven toegang tot de Heilige Tempel van de Mikki Beach (wie sprak er ook alweer over apartheid?).

Na lang gezoek vinden we de ingang van de lift naar het terras, waar men ons meedeelt dat het terras al een halfuur geleden gesloten werd. Staan onze vrienden (voor mijn compagnonne) slash saaie pieten (voor mij) daar nog boven? Zijn ze verkast? Zijn ze versast? We zullen het nooit weten en deze vraag zal mij kwellen tot het einde der tijden, ik twijfel er geen seconde aan.

Moegetergd tsjok ik terug naar mijn auto, gevolgd door mijn Mexicaanse compagnonne: “Do you feel good?” vraagt ze bezorgd. Ik zeg in mijn gedachten: “No, I don’t – I don’t see the fucking point in being in the car for one hour to drive 2,5 km to finally miss the people I never didn’t really want to be with, to begin with.” – maar, te beleefd opgevoed als wij zijn, zeggen wij niets van dat alles en zwijgen in alle talen. Dit wordt min of meer aanvaard door onze compagnonne, wij drijven haar naar huis en missen nog eens een kans op een goede daad, door 3 besmokingde medefestivallers, te voet in een suburb, een lift aan te bieden maar ze hebben die helemaal niet nodig want ze zijn op 100 meter van hun hotel.

Kan u nog volgen? Ik niet. De GPS doet de rest en de rest is slaap, eeuwig veel slaap.

The post Onze man in Cannes! (update 5) appeared first on Cineme.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 7